Het programma Ruimte voor de Rivier 2.0 bestaat uit verschillende werksporen met elk hun eigen focus. Werkspoor D houdt zich bezig met internationale samenwerking en internationale ontwikkelingen die effect hebben op het programma. Sinds eind vorig jaar neemt Erik Meis het voortouw in dit werkspoor. Wat houdt zijn rol precies in?

Werkspoor D probeert een zo goed mogelijk beeld te vormen van het effect van bovenstroomse ontwikkelingen en EU-beleid en regelgeving op ons rivierengebied. Als delta zijn we namelijk in grote mate afhankelijk van bovenstroomse landen. Erik noemt een aantal voorbeelden: “De aanvoer van water ten tijde van droogte, de sedimentaanvoer in de rivier en de afvoergolven bij hoog water hebben allemaal effect op Nederland.”

Ook de maatregelen van onze bovenstroomse buurlanden hebben vaak effecten in Nederland. “Als er bovenstrooms meer water wordt opgevangen in retentiegebieden bij hoogwater, kan dat betekenen dat de afvoergolf benedenstrooms kleiner of platter wordt. Daar staat tegenover dat er minder water van een hoge afvoergolf wordt ‘opgevangen’ als de ruimte voor de rivier bovenstrooms afneemt. Het gebied, benedenstrooms krijgt dan te maken met een grotere afvoergolf. Een goed beeld van bovenstroomse ontwikkelingen helpt ons om als programma de goede maatregelen te nemen voor een toekomstbestendig rivierensysteem” aldus Erik.

Internationale samenwerking

Erik woont zelf in Amsterdam, aan het IJ. Sinds 3 jaar is hij werkzaam als beleidsmedewerker bij IenW. Het internationale karakter van dit werkspoor spreekt hem aan. “Als werkspoor staan we voor het samenbrengen van verschillende, soms zelfs uiteenlopende belangen om zoveel mogelijk samen met (inter)nationale partners op te trekken en zo te komen tot één toekomstbestendig rivierensysteem. Van bron tot monding is de rivier één verbonden systeem. Dat maakt internationale samenwerking noodzakelijk. Zoals bijvoorbeeld in de Internationale Commissie voor de Bescherming van de Rijn en  Internationale Maascommissie. Dat is geen luxe, maar een logische stap in een grenzeloos rivierensysteem.”

Maar het samenbrengen van die verschillende belangen is niet altijd makkelijk. In praktijk loopt zijn team dan ook tegen enkele uitdagingen aan. “Soms willen wij samenwerking op onderwerpen die voor bovenstroomse landen minder prioriteit hebben. Dan is het de uitdaging om de ander in beweging te krijgen. Vaak is gedeelde kennisontwikkeling de eerste stap. Een extra uitdaging daarbij is dat ieder land haar eigen aanpak heeft, ondanks dat het riviersysteem één systeem is. Zo zijn er binnen een stroomgebied bijvoorbeeld verschillende hydrologische modellen, calamiteitenplannen en riviermaatregelen.”

Integrale benadering

Er vindt al veel samenwerking plaats met onze buurlanden. Juist daarom is er besloten om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande netwerken. “In Nederland zetten wij ons in om tot een eenduidig verhaal over de grens te komen. Zo kunnen Nederlandse vertegenwoordigers effectief samenwerken met onze collega’s in buurlanden.” Erik vult aan: “Daarnaast zie ik veel kansen in Europees beleid om de integrale en stroomgebiedsbenadering te versterken, deze benadering vormt ook de kern van ons programma. De EU kent bijvoorbeeld sectorale regelgeving die meer onderlinge afstemming vereist. Als programma kunnen wij bij de EU aangeven waar wij tegenaanlopen bij de implementatie van die regelgeving, om te voorkomen dat het knelt.”