Een van de onderwerpen waar Ruimte voor de Rivier 2.0 zich op dit moment over buigt, zijn de benodigde maatregelen om de grootschalige erosie van de rivierbodem tegen te gaan. Het uitschuren van de rivierbodem heeft grote gevolgen voor de zoetwaterverdeling in ons land, de bevaarbaarheid van de rivieren en leidt tot verdroging in de uiterwaarden en het achterland. Dit merken we vooral tijdens droge periodes. Als we niet ingrijpen, worden deze gevolgen alleen maar groter. De rivier meer ruimte geven, is een duurzame oplossing om bodemerosie tegen te gaan.

Hoe kun je erosie tegengaan?

Er zijn verschillende manieren om bodemerosie aan te pakken. Het belangrijkste uitgangspunt is dat de aanvoer en afvoer van sediment (zand en grind) in balans moeten zijn. Als er meer sediment wordt afgevoerd dan aangevoerd, ontstaat er erosie en daalt de bodem. Vanuit deze gedachte zijn er twee hoofdoplossingen om erosie te verminderen:

  • Suppleren: bij suppleren voegen we extra zand en grind aan de rivier toe. Zo wordt het sediment, dat door erosie verdwijnt, elk jaar weer aangevuld. Op die manier blijft de rivierbodem op peil.
  • De rivier meer ruimte geven door het rivierbed te verbreden. Daardoor stroomt het water minder snel en vermindert de kracht waarmee sediment wordt afgevoerd. Zo pakken we de oorzaak van erosie direct aan.

Suppleren is een snelle en flexibele manier om erosie tegen te gaan. Het is echter een tijdelijke maatregel, die telkens herhaald moet worden. Daarom kijken we ook naar meer duurzame oplossingen, zoals rivierverruiming.

Meergeulensysteem

Specifiek voor de Waal onderzoeken we of rivierverruiming een oplossing kan bieden. Op de Waal is de erosie het grootst. Het verruimen van de rivier buitendijks kan met de aanleg van een ‘meergeulensysteem’. In dit systeem worden er geulen naast de hoofdgeul aangelegd. De hoofdgeul, ook wel het zomerbed genoemd, is het deel van de rivier waar het water altijd stroomt en waar de bodemerosie plaatsvindt. Na aanleg van het meergeulensysteem stroomt een deel van het water bij hoge waterstanden via de nieuwe geulen. Als gevolg daarvan neemt de stroomsnelheid van het water in de hoofdgeul af en vermindert dus ook de bodemerosie.

Er zijn grofweg twee manieren om een meergeulensysteem aan te leggen:

Afbeelding 1: Schets van een langsdam met oevergeul

1. Een langsdam met oevergeul (zie afbeelding 1). Op dit moment liggen er kribben aan de oever van de hoofdgeul van de Waal. Dit zijn korte dammen die haaks op de rivier staan en het water naar het midden van de rivier dwingen. De kribben worden in deze variant verwijderd en vervangen door een lange, stenen dam. Hierdoor ontstaat een oevergeul, parallel aan de hoofdgeul. Deze dam overstroomt bij hoogwater, waardoor de hoofdgeul breder wordt. Door de langsdam een beetje meer naar de rivier toe te plaatsen, ontstaat bij laagwater dan weer een versmalling van de hoofdgeul. Hierdoor stijgen de laagwaterstanden. En dat is gunstig in tijden van droogte.

Afbeelding 2: Schets van een verlengde krib met uiterwaardgeul

2. Een verlengde krib met uiterwaardgeul (zie afbeelding 2). In deze variant wordt een extra geul in de uiterwaard aangelegd, die verbonden is met de hoofdgeul. Deze nieuwe geul is zo ontworpen dat hij vooral bij hoogwater goed mee stroomt. Daardoor wordt de hoofdgeul effectief verruimd en krijgt de rivier meer ruimte om te stromen. In deze variant worden de bestaande kribben in de hoofdgeul iets verlengd. Dit zorgt er bij laagwater voor dat de hoofdgeul wat smaller wordt en de waterstanden juist stijgen, wat gunstig is voor de bevaarbaarheid en kansen biedt voor natuur.

Deze varianten kunnen ook gecombineerd worden. Zo kan een extra (natuur)geul in de uiterwaard bijvoorbeeld verbonden worden met een oevergeul achter een langsdam. Op die manier combineren we de voordelen van beide oplossingen.

Combineren met andere rivierfuncties

Een belangrijk voordeel van het meergeulensysteem is dat het de rivier helpt om beter als één samenhangend systeem te functioneren.

  • Hogere waterstanden bij droogte: tijdens lage waterstanden zorgt de versmalde hoofdgeul voor hogere waterstanden. Dit is belangrijk voor de binnenvaart, maar ook om verdroging van de uiterwaarden tegen te gaan;
  • Natuurontwikkeling: de scheiding tussen de hoofdgeul en nevengeul kan ingericht worden als een eiland waar natuur beter kan ontwikkelen;
  • Landschap en recreatie: een meer gevarieerde inrichting van de uiterwaard kan kansen bieden voor verdere ontwikkeling van het gebied;
  • Beïnvloeding zoetwaterverdeling: door de inrichting van de rivier slim aan te passen kan de verdeling van zoetwater beter worden gestuurd;
  • Lager hoogwater: tijdens hoge waterstanden zorgt de extra ruimte voor lagere waterstanden.

Onderzoek naar een werkend meergeulensysteem

Op dit moment onderzoeken we of het meergeulensysteem in de praktijk kan werken voor de Waal, welke maatregelen daarvoor nodig zijn en wat de kosten zijn, zodat hierover in 2026 keuzes kunnen worden gemaakt. Als wordt besloten om het meergeulensysteem toe te passen, volgt daarna de uitwerking van maatregelen op specifieke locaties. Die maatregelen worden vervolgens uitgewerkt tot concrete projecten.

Een werkend meergeulensysteem vraagt om ruimte in het rivierbed en de uiterwaarden. Om bodemerosie goed aan te pakken, zijn bijvoorbeeld lange en aaneengesloten trajecten nodig met brede geulen die extra ruimte bieden aan de hoofdgeul. Maar het kan ook nodig zijn om zomerdijken aan te passen, zodat er ruimte ontstaat of het water eerder (en dus vaker) in de uiterwaarden kan stromen. De onderzoeksresultaten voor het meergeulensysteem worden uiteindelijk ook naast de onderzoeksresultaten voor het veilig afvoeren van water gelegd. Zo kijken we of het aanleggen van de geulen ook bijdraagt aan het creëren van voldoende afvoercapaciteit in de toekomst. En andersom, om te kijken of er locaties zijn waar juist te weinig ruimte is om een meergeulensysteem goed te laten werken.

Daarnaast vraagt het in de praktijk brengen van het meergeulensysteem tijd. Niet alleen om aan te leggen, maar ook morfologische processen duren lang. Er zal een nieuw evenwicht moeten ontstaan. Dit gaan we goed monitoren. Hoe reageert de rivier op onze aanpassingen? Zien we dat de rivierbodemerosie daadwerkelijk stopt? En verbetert de bevaarbaarheid in droge perioden? Met die informatie kunnen we het systeem verder optimaliseren.