Op 18 augustus bracht minister van Infrastructuur en Waterstaat, Robert Tieman, een bezoek aan stuw Amerongen. De stuw is onderdeel van het stuwensemble in de Nederrijn-Lek en is belangrijk voor de waterverdeling over Nederland. Reden voor het bezoek van de minister was om meer te horen over hoe we omgaan met droogte. Het jaar 2025 hoort namelijk bij de 5% droogste jaren sinds het begin van de metingen in 1850. Op het stuwcomplex kreeg hij meer te horen over de problemen die droogte en laagwater met zich meebrengen en wat we daar in Nederland aan kunnen doen. Programmaleden van Ruimte voor de Rivier 2.0 (RvdR2.0) waren er ook bij, samen met collega's van Rijkswaterstaat en het Deltaprogramma Zoetwater (DP Zoetwater). In dit artikel vertellen we meer over de samenhang tussen het Deltaprogramma Zoetwater en RvdR2.0.
Te weinig water (op de goede plek)
In de toekomst krijgen we te maken met lagere rivierafvoeren en minder neerslag, en dat voor langere perioden. Daarnaast daalt de rivierbodem door erosie. Het uitslijten van de rivierbodem zorgt ervoor dat de verdeling van het water over de Rijntakken steeds meer verschuift naar de Waal. Daardoor krijgt het IJsselmeer steeds minder water via de IJssel, terwijl de vraag naar water uit het IJsselmeer de komende jaren niet minder wordt. De daling van de rivierbodem zorgt ook voor lagere waterstanden, waardoor de uiterwaarden en omliggende natuur- en landbouwgebieden verdrogen, grondwaterstanden dalen en het risico op funderingsschade toeneemt.
Naast die daling van de rivierbodem krijgen we in de toekomst te maken met lagere rivierafvoeren door klimaatverandering. Er komt minder water Nederland binnen. Ook valt er in Nederland zelf steeds minder neerslag. Dat zorgt op zijn beurt weer voor meer verzilting in kuststreek. Als er minder water vanuit de rivieren komt, kan het zoute zeewater verder landinwaarts komen. Kortom, we hebben een probleem met de beschikbaarheid en de verdeling van zoetwater over de Rijntakken. En de vraag naar zoetwater neemt alleen maar toe, vooral door een hogere verdamping van het oppervlaktewater. Ook is er meer water nodig in de Rijn-Maasmonding om verzilting tegen te gaan. Dit is een van de problemen waar we binnen RvdR 2.0 oplossingen voor onderzoeken.
Er zijn oplossingen, maar niet alles kan
Als onderdeel van de zesjaarlijkse herijking van het Nationaal Deltaprogramma, houdt de DP Zoetwater de zoetwaterstrategie tegen het licht. Dit gaat over grote systeemkeuzes zoals de gewenste afvoerverdeling bij laagwater over de Rijntakken, over hoeveel water er wordt opgeslagen in het IJsselmeer en Markermeer en over hoe verzilting wordt tegengegaan in de kuststreek. Juist die gewenste verdeling van zoetwater over de Rijntakken is belangrijk voor de keuzes die we maken voor RvdR2.0. Wij onderzoeken of de benodigde aanpassingen aan de rivierbodem voor de gewenste afvoerverdeling, maakbaar zijn.
Om de waterverdeling over de Rijntakken te herstellen, zijn aanpassingen aan de rivierbodem nodig. Om te zorgen dat er weer meer water via de IJssel naar het IJsselmeer stroomt, moet de rivierbodem op veel plekken omhoog. Maatregelen die we hiervoor onderzoeken, zijn suppleties en de aanleg van langsdammen en geulen in de uiterwaarden. We onderzoeken manieren om de natuurlijke rivierdynamiek terug te laten keren, zodat de rivierbodem zichzelf op hoogte houdt en we zo min mogelijk hoeven in te grijpen. Hoe we de rivierbodem uiteindelijk gaan stabiliseren, baseren we niet alleen op de gewenste waterverdeling over Nederland. Hierin worden ook de belangen van de scheepvaart en die voor natuurherstel en landbouw meegewogen. Dit is een flinke puzzel, maar we denken daar met de genoemde maatregelen een goede bijdrage aan te kunnen leveren.
Ook als we het water beter verdelen over Nederland en ons riviersysteem weer op orde krijgen, blijven we te maken krijgen met watertekorten in de toekomst. De vraag blijft nu eenmaal stijgen, terwijl het aanbod, ook met grote landelijke maatregelen, niet veel groter wordt. Daarom richt het DP Zoetwater zich daarom ook op het beperken van grote nieuwe watervragen, het beperken van zoutindringing bij sluizen, en op praktijkgericht onderzoek naar de effecten van verzilting via pilots en veldexperimenten. De toenemende druk op het watersysteem vraagt ook om aanpassing in de regionale watersystemen, waarin we ons moet voorbereiden op minder – en lokaal mogelijk brakker – water uit het hoofdwatersysteem. Dat betekent dat we zelf water moeten vasthouden, zuiniger moeten omgaan met beschikbare bronnen, het water lokaal slimmer moeten verdelen en ruimtelijke aanpassingen waar mogelijk.
Planning
Zowel RvdR2.0 als het DP Zoetwater nemen in 2026 besluiten. De herijking van het Deltaprogramma wordt in 2026 afgerond, waarna het als advies aan het kabinet wordt aangeboden. De stuurgroep bereidt de besluiten voor RvdR2.0 voor. Halverwege 2026 bekrachtigen het Bestuurlijk Overleg Water en het Bestuurlijk Overleg RvdR2.0 deze besluiten, waarna de Ministerraad de uiteindelijke knopen doorhakt. De besluitvorming voor beide programma’s loopt dus parallel aan elkaar. Om de vaart erin te houden, stemmen we onderling goed af. Het nieuwe beleid voor zoetwater en de beleidskeuzes van RvdR2.0 worden vastgelegd in het Nationaal Waterprogramma 2028-2033.